Het is een bewolkte dag in augustus en voor station Amsterdam Sloterdijk staat een knalgele touringcar te wachten. De bus zal zijn passagiers vandaag niet naar warmere oorden brengen, maar naar de Zeeuwse stad Sluis. In de bus zitten zo’n 25 dak- en thuislozen uit Amsterdam en Amstelveen. Ze hebben van hun gemeenten en een maatschappelijke organisatie het aanbod gekregen in Sluis een nieuw bestaan op te bouwen. Vandaag gaan ze kijken hoe het daar is.
Aan boord zijn onder meer Ana (52) en haar 15-jarige dochter uit Amstelveen. Zij werden zo’n drie jaar geleden dakloos na huiselijk geweld. Sindsdien wonen ze in hotels, deels op kosten van de gemeente. Ze zijn nieuwsgierig naar hun mogelijk nieuwe woonplaats, maar eenmaal in Sluis – een krimpgemeente met ruim 23.000 inwoners – blijkt dat het nog niet duidelijk is waar de dak- en thuislozen kunnen gaan wonen. Ze rijden door een wijk met huizen die dienen als ‘voorbeelden’: bruine bakstenen, twee verdiepingen, een puntdak.
Ana vindt Sluis best mooi, maar ze ziet bijna niemand op straat en krijgt het gevoel in een „verlaten dorp” te zijn, vertelt ze achteraf. In het centrum mogen de passagiers even uitstappen. Ana en haar dochter gaan er wat drinken. Ze zien bijna alleen ouderen en toeristen in het centrum.
Lees het complete artikel op de website van het NRC: