Gehuil in de huiskamer. Mijn tweejarige dochter Amáru kijkt met grote ogen naar de baby. Wat een geluid komt eruit, zie je haar denken. Vriendin M. is met haar pasgeboren baby op bezoek. Ze is alleenstaand en (t)huisloos: geen dak boven hun hoofd.

Dat laatste klopt niet helemaal. Ze slaapt afwisselend bij haar gescheiden ouders op een bedbank, samen met haar kind. Wel wonen beide ouders te krap voor meer dan één persoon. Laat staan met een kleine erbij. Zeker als er ook thuis wordt gewerkt. Vandaag is ze wéér aan het ‘verhuizen’. Al haar bezittingen, waaronder de babyspullen, in een backpack. Ik til de tas op en die is loodzwaar. Het doet denken aan de zwerver op de hoek die zijn hele ‘leven’ meezeult in een tas. De woningcrisis zichtbaar aan tafel. Schiet de woningmarkt iets op met de plannen van woonminister De Jonge, zoals het programma Een thuis voor iedereen? Of blijven het mooie woorden en beloften?

Urgentie dan maar?

M. krijgt geen urgentieverklaring. In Amsterdam komen (t)huisloze ouders pas in aanmerking als een kind vier jaar wordt, ‘want dan gaat het naar school’. Het is opvallend dat de gemeente ervoor kiest om kinderen in zo’n belangrijke fase van hun psychosociale ontwikkeling geen veilig (t)huis te bieden. Als toenmalig minister van VWS wilde De Jonge met het actieprogramma Een kansrijke start kinderen zo gezond mogelijk hun leven laten starten. Gemeenten werken sinds 2018 in lokale coalities samen om dat te verwezenlijken. Met als doel: ‘ieder kind de best mogelijke start’ én ‘een optimale kans op een goede toekomst’. Alle betrokken partijen zien de eerste 1000 dagen van een kind daarbij als doorslaggevend. Bij het programma hoort ook hulp bij wonen, werk en opleiding. Kinderen dienen een veilig (t)huis te hebben. Ook Amsterdam doet mee aan het programma. In de praktijk blijkt de woningcrisis de belofte van het programma aan ouders en kinderen te doorkruisen.

Lees het complete artikel op de website van sociaalweb.nl:

Zelfredzaamheid geeft geen (t)huis