De gemeente Den Haag biedt te weinig hulp ten opzichte van het aantal daklozen dat zich in Den Haag hiervoor meldt. Bovendien is de hulp die wordt aangeboden onvoldoende toegespitst op de uiteenlopende vaak complexe problemen van daklozen. Daarnaast heeft de gemeente nauwelijks zicht en grip op de hulp die zorgaanbieders in opdracht van de gemeente uitvoeren. Zo stuurt de gemeente te weinig op het bieden van definitieve oplossingen voor daklozen. Ook heeft de wijze waarop de gemeente de hulp van zorgaanbieders financiert, een negatieve invloed op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de hulp.
Dat concludeert de Rekenkamer Den Haag in het onderzoeksrapport ‘Van de straat’, een onderzoek naar de maatschappelijke opvang. De gemeente voert als centrumgemeente voor de gemeenten Wassenaar, Den Haag, Rijswijk, Leidschendam-Voorburg en Zoetermeer de ondersteuning uit voor mensen die dakloos zijn. De gemeente moet in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning hulp bieden die passend is bij de problematiek en die gericht is op herstel van zelfredzaamheid en participatie.
Veel daklozen die zich in Den Haag melden voor hulp krijgen in eerste instantie toegang tot de nachtopvang. Dit is een noodvoorziening waar de gemeente mensen met zeer uiteenlopende en ernstige problemen gezamenlijk opvangt. Doordat mensen met verschillende problemen binnen de nachtopvang elkaar negatief beïnvloeden en de gemiddelde verblijfsduur lang is, gaan daklozen er in de nachtopvang over het algemeen op achteruit. Twee derde van de daklozen verlaat de nachtopvang zonder dat zij bij hun problemen passende ondersteuning hebben gekregen. Door een tekort aan plaatsen en een gebrek aan uitstroommogelijkheden naar een definitieve woning of passende woonvorm wordt de doorstroom binnen de maatschappelijke opvang naar adequate hulp belemmerd. Tenslotte heeft de gemeente nauwelijks zicht en grip op de maatschappelijke opvang, zo ontbreekt het aan betrouwbare gegevens over de doelgroep, de beschikbare hulp en doorstroom uit de noodopvang.
De andere rekenkamers van de vier grote gemeenten (G4) voeren een soortgelijk onderzoek uit naar de maatschappelijke opvang. Nadat alle G4-rekenkamers het eigen onderzoek hebben gepubliceerd, wordt nagegaan of het mogelijk is te komen tot een publicatie met een overkoepelende boodschap, waarbij inzicht wordt gegeven in onderling vergelijkbare kengetallen, bevindingen en best practices.