Per 1 juli 2012 zijn gemeenten verantwoordelijk voor de integrale hulp aan mensen met schulden. Wat gaat er veranderen?
Steeds meer Nederlands hebben last om financieel rond te komen. Ruim een kwart van de huishoudens heeft een betalingsachterstand. Het aantal schulden en de hoogte van die schulden zijn beide toegenomen. Opvallend is verder dat er momenteel meer werkende mensen zijn die schulden hebben dan mensen met een uitkering, reden voor Kamerlid Mariëtte Hamer om vragen te stellen aan staatssecretaris Paul de Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De Krom liet weten dat gemeenten met de nieuwe Wet gemeentelijke schuldhulpverlening sneller moeten en kunnen reageren, waardoor hun inwoners eerder hun uitgavenpatroon zullen aanpassen. Dat is dan ook meteen een van de belangrijkste verschillen met de vroegere wet: gemeenten krijgen vier weken de tijd om te reageren op de situatie van een schuldenaar. Voor bedreigende schulden geldt een maximum van drie dagen.
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Vanaf 1 juli zijn de huidige minnelijke schuldsanering en de wettelijke schuldsanering onderdeel van de bredere, nieuwe wet. De verantwoordelijkheid ligt meer dan ooit bij de gemeenten, die integraal moeten gaan werken. Verder moet preventie meer een rol spelen in die aanpak. De plannen voor die aanpak worden per gemeente voor maximaal vier jaar vastgelegd.
Geen eenvoudige opgave, te meer omdat schuldeisers vaak denken recht te hebben op incassokosten terwijl dat niet het geval is. Zij schrijven dan kosten terwijl iemand nog niet in verzuim is. Ook het vaak aantasten van de beslagvrije voet, circa 90 procent van de bijstandsnorm, helpt niet mee. Dit is dan niet meteen te wijten aan de schuldeisers. Mensen hebben namelijk meerdere schulden bij verschillende bedrijven en organisaties.
Moratorium
Heet hangijzer was het zogeheten moratorium, bedoeld om schulden een tijd te bevriezen.De nu demissionaire staatssecretaris was hier niet voor; veel Kamerleden wel. De wet is vervolgens door de Eerste Kamer gekomen, met een moratorium waarvan de tijdsduur nog moet worden ingevuld. Zoals gebruikelijk gaat de wetswijziging gepaard met een bezuiniging, dit keer van twintig miljoen, wat de reden is voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om aanmerkelijk minder enthousiast te zijn over de wet dan toen zij lobbyde om dit voor elkaar te krijgen.