Op het dakterras van de woongroep waar ik woon, heerste twee weken geleden een optimistische stemming. De Eerste Kamer had een nieuwe kraakwet goedgekeurd die het makkelijker moet maken krakers uit huis te zetten. Maar volgens mijn huisgenoten – onder wie een paar ex-krakers – heeft de wet precies het tegenovergestelde effect.

Volgens de nieuwe wet mogen krakers binnen 72 uur uit huis gezet worden, waar daar nu nog minimaal acht weken voor staan. Die snellere ontruiming moet wel eerst uitvoerig worden getoetst door de rechter-commissaris, wat veel meer werk betekent dan tot nu toe. Daarom kan de wet ironisch genoeg juist leiden tot vertraging bij ontruimingen.

Een typisch voorbeeld van een wet die tot strenge handhaving moet leiden, maar door bureaucratische procedures juist het tegenovergestelde doet. Maar wat vooral opviel in de discussies over de wet: die gingen voornamelijk over de praktische kant. Weinig politici waren principieel tegen de harde aanpak van krakers.

Dat is op z’n minst vreemd te noemen in tijden van woningnood. Politici zien over het hoofd dat krakers juist de kern van het probleem aankaarten: dat privébezit belangrijker wordt gevonden dan het grondrecht op een dak boven je hoofd.

Lees het complete artikel op de website van de correspondent:

Wat de politiek negeert met de nieuwe Kraakwet: wonen is een grondrecht