Dakloosheid als juridisch probleem – Dakloosheid is de meest vergaande vorm van armoede. Een deel van de groep dak- en thuislozen raakt nog verder uitgesloten, omdat gemeenten drempels opwerpen die de toegang tot het sociale vangnet belemmeren. Gemeenten doen er goed aan sociale grondrechten als kompas te gebruiken en zich te laten leiden door harde-kern-verplichtingen die daaruit voortvloeien, waaronder het recht op sociale bijstand en het recht op opvang. Deze verplichtingen vereisen dat de overheid zich actiever opstelt naar mate mensen minder goed voor zichzelf kunnen zorgen.
Kwetsbare groepen verdienen speciale bescherming. Gebrek aan woningen, opvangcapaciteit en de economische situatie vormen geen excuus om het recht op onderdak te versoberen en dit is van toepassing op alle mensen die zich met betrekking tot hun menselijke waardigheid in een precaire situatie bevinden. Wanneer mensen op straat komen te leven heeft dat immers ernstige gevolgen: ziekte, onderkoeling, vervuiling en andere vormen van lijden.
Basisrechten mogen niet afhankelijk zijn van de ambtenaar aan het loket of de gemeente waarin de dakloze verblijft. Op centraal niveau – Rijk samen met gemeenten – moeten bindende afspraken worden gemaakt over de beschikbaarheid, toegankelijkheid en het niveau van daklozenvoorzieningen en –uitkeringen.
Het adagium centraal wat moet, decentraal wat kan, impliceert dat het Rijk niet kan volstaan met een toeschouwersrol: het moet randvoorwaarden en minimumeisen stellen.
Dat betekent dat iedereen in nood, gedurende het hele jaar recht heeft op basale opvang en in staat moet zijn om dat recht te claimen.
Het Rijk moet voldoende financiële middelen beschikbaar stellen om gemeenten in staat te stellen hun verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk te nemen.
Ook dakloze mensen hebben recht op een plek om te kunnen leven in vrede veiligheid en waardigheid.
Het hele artikel lezen? Mensenrechten op straat – Dakloosheid als juridisch probleem