Ik heb het erg naar mijn zin,” zegt Marlies Filbri (51), de nieuwe directeur van het Straat Consulaat, de organisatie die een stem geeft aan de dak- en thuislozen in Den Haag. “Hier bij het Straat Consulaat probeer je echt met de mensen van het team en de vrijwilligers veranderingen te realiseren. Niet ergens in een land onder de evenaar, wat ik jarenlang heb gedaan. Maar in mijn eigen land, met mijn regering die haar verantwoordelijkheid zou moeten pakken. Hoe ingewikkeld een oplossing voor de dak- en thuislozenproblematiek misschien ook is.” Tijdens haar vorige baan hield Filbri zich bezig met armoedebestrijding wereldwijd. Daadwerkelijk iets veranderen leek bijna onmogelijk. “Je behartigt de belangen van mensen die niet in je eigen land wonen, bij een regering die niet je eigen regering is. Je kunt niet zeggen: wethouders, onacceptabel dat die jongeren op straat moeten zien te overleven. Nu kan dat wel! En de burgemeester en wethouders zouden ervoor moeten zorgen dat iedereen een dak boven zijn hoofd heeft.
Het staat notabene in onze Grondwet
Iedereen in Nederland heeft recht op huisvesting en toch zijn er alleen al in onze stad ruim 4.500 mensen die zich geregistreerd hebben als dakloos. Dat kán en móet anders. Daarvoor wil ik me graag hard maken.” De in Den Haag geboren Filbri vestigde zich zestien jaar geleden weer in haar geboorteplaats. Ze is opgevoed met waarden als compassie en humaniteit. “Mijn moeder was zeer zorgzaam voor mensen in de buurt. Ze was maatschappelijk betrokken en zette zich in voor de kerk. Maar ook voor gescheiden vrouwen en junks. Niemand werd bij ons gediscrimineerd of buitengesloten. Iedereen was welkom. Net als bij het Straat Consulaat. Ook hier is echt iedereen welkom. Maakt niet uit waar je vandaan komt of wie je bent.” Na de middelbare school studeerde Filbri in Groningen Internationale Betrekkingen. Ze liep stage in het Afrikaanse land Zimbabwe, waar ze werd geconfronteerd met ernstige armoede, discriminatie en de extreme gevolgen van aids. “Die ziekte heeft in dat land nagenoeg aan een hele generatie het leven gekost.” Aansluitend werkte ze daar een paar jaar aan de universiteit tot ze bij Oxfam Novib aan de slag ging en later bij UNICEF. Voor deze organisatie reisde ze regelmatig naar de Cariben waar ze zich bezighield met kinderrechten en huiselijk geweld in Caribisch Nederland: Saba, Sint Eustasius en Bonaire. “Voor die eilanden is de Nederlandse regering net zo verantwoordelijk als voor Texel of Terschelling,” aldus Filbri.
Pain in the ass
Door haar werk in ontwikkelingslanden is voor Filbri veel duidelijk geworden. Er is genoeg geld, er is genoeg eten, er is genoeg voor iedereen. Het is een verdelingsvraagstuk. Of beter gezegd: ze is zich er bewust van geworden dat armoede deels in stand wordt gehouden door de rijke Westerse landen. “De hulp die wij vanuit hier kunnen en moeten bieden is een stuk noodhulp.” Ze vindt overigens dat ontwikkelingswerk beslist kan helpen. Stapje voor stapje gaat het beter in veel landen. De hoeveelheid mensen die in extreme armoede leven is wereldwijd afgenomen. Toch voelde het resultaat van haar inspanningen minimaal. “In mijn werk wil ik het verschil kunnen maken. Bij grote organisaties moet je rekening houden met veel internationale partijen. Bij een kleine flexibele club als het Straat Consulaat ben je veel wendbaarder, de lijntjes zijn korter. We kunnen die ‘pain in the ass’ zijn!”
Dat realiseerde ze zich goed toen ze onlangs bij de Soepbus was in de Koekamp. “Dan sta je daar met zo’n vijftig mensen van de straat een soepje te lepelen, wordt er een beboet wegens wildplassen.” Filbri schudt verontwaardigd het hoofd. “En dan zeggen agenten dat de burgemeester hen daartoe opdracht heeft gegeven. Kan de burgemeester misschien openbare toiletten plaatsen? Wel gratis toegankelijk graag, want 50 cent kan een dakloze niet betalen.”
Pas 1 juni startte Filbri bij het Straat Consulaat en volgde Elly Burgering op. Twee maanden later dan de bedoeling was vanwege corona. Een crisis die voor dak- en thuislozen positief heeft uitgepakt, vindt ze. Ineens kregen ze 24-uursopvang op allerlei plekken in de stad, zoals hotels en leegstaande appartementencomplexen.
Filbri: “Ik mag het niet zeggen. Maar met het oog op de aanstaande wintermaanden zou je bijna wensen dat er een tweede lockdown komt”.
Dan weten we zeker dat iedereen binnen zit en veilig is. Huisvesting, of beter gezegd betaalbare woningen, staan torenhoog op de agenda van het Straat Consulaat. Iemand met een klein budget die om wat voor reden dan ook, bijvoorbeeld door een scheiding of baanverlies, een ander onderkomen nodig heeft, kan het vergeten. “Ik vind serieus dat de woningmarkt drastisch moet worden hervormd. Nu zijn er te veel vastgoed-ontwikkelaars die van de woningmarkt een lucratieve handel maken. Er wordt ontzettend veel geld in verdiend. Daarin zou de overheid veel meer een regisserende rol moeten pakken, anders loopt het aantal daklozen de komende jaren nog verder op.” Dat er in Den Haag nog altijd mensen op straat moeten leven en geen huis hebben, vindt Filbri kwalijk. “In een rijk land als Nederland zou een dakloze niet eens mogen bestaan.”
Online lessen
Ook de huidige beeldvorming rond dak- en thuislozen gaat Filbri aan het hart “Typ op Google maar eens dakloze in. Telkens zie je die stereotiepe zwerver op een bankje in het park. Dat strookt dus niet met de werkelijkheid. Het zijn stuk voor stuk mensen zoals jij en ik.” Op hoge hakken beent de nieuwe directeur de trappen op naar de kantine van het Straat Consulaat. In haar kantoor maakt iemand tijdelijk gebruik van de computer, legt ze uit. “Een jongere die al zestien maanden in de opvang zit. Daar moeten ze ’s ochtends om acht uur vertrekken. Maar hoe doe je een studie zonder vaste verblijfplaats?” Filbri bood hem haar kantoor aan waar hij zijn online lessen kan volgen. Toen hij afgelopen week niet kwam opdagen, begon ze zich zorgen te maken. “Nadat ik hem had gebeld, kwam hij weer. Voor zoveel mensen van de straat geldt dat aandacht hen al een duwtje in de juiste richting kan geven. Aandacht in de vorm van oprechte interesse zou zó op zijn plaats zijn, in plaats van dat wij mensen van de straat negeren.”
De organisatie staat er goed voor, heeft Filbri gemerkt. “Veel mensen dragen ons een warm hart toe. Ook willen organisaties graag meehelpen en iets voor ons betekenen.” Tijdens de warme zomer kon het Straatconsulaat flesjes water uitdelen, die ze hadden gekregen van het Rapid Relief Team (RRT). Hun vrijwilligers bieden mensen zorg en mededogen in tijd van nood. Daarnaast voert het Straat Consulaat doelgerichte acties uit in de stad. “We delen slaapzakken uit met de boodschap dat er meer opvangplek-ken moeten komen,” vertelt Filbri. “Wat ik bijzonder vind, is dat we bij het Straat Consulaat grote vraagstukken op de agenda kunnen zetten. Tegelijk doen we ook van die kleine dingen, heel persoonlijk een-op-een.”
Dat je in iemands leven het verschil kunt maken, vindt Filbri belangrijk. Maar het gaat er ook om hoe je iemand behandelt: dat je iemand ziet als een mens. “Spreek mensen eens aan en haal een kopje koffie of een broodje. Maak een praatje met iemand van de straat. We hebben een doorgeschoten overtuiging dat de zorg professioneel moet zijn. Alsof gewone burgers vooral aan de zijlijn moeten blijven toekijken. Ik zou liever zien dat wij als samenleving de verantwoordelijkheid voelen voor mensen die buiten de boot vallen.” Op 10 oktober, de internationale dag van de dak- en thuislozen, houdt het Straat Consulaat op drie plekken in de stad discussietafels. Samen met politici, ondernemers, buurtbewoners en daklozen worden direct oplossingen gezocht voor kleine praktische problemen, maar bijvoorbeeld ook het nijpende woningtekort. “Er zijn grote maatschappelijke problemen, maar we kunnen volgens mij heel veel met elkaar doen. Ga om de tafel zitten en ga met elkaar in gesprek. Kijk of je met elkaar tot praktische oplossingen kunt komen. Soms vraag ik me weleens af, waarom zijn er niet meer mensen die een kamer verhuren aan een dak- of thuisloze? Zou dat ook weer te maken hebben met de beeldvorming? Dan moeten we daar dus keihard aan werken, want echt: het zijn mensen zoals jij en ik.”
Tekst Geraldina Metselaar beeld Henriëtte Guest