Nederland positioneert zichzelf in het buitenland graag als een soort gidsland op het gebied van mensenrechten. Maar de recente conclusie van de VN-Rapporteur dat de overheid niet genoeg doet om het mensenrecht op adequate huisvesting te beschermen, negeert de (voormalig) minister liever.

De wooncrisis is niet de schuld van migranten: het is de schuld van falend woonbeleid, dat is terug te voeren op keuzes die in het verleden zijn gemaakt. Zo luidt de kernboodschap van de speciaal rapporteur voor het recht op huisvesting van de Verenigde Naties Balakrishnan Rajagopal, die in december 2023 op bezoek was om te onderzoeken hoe Nederland het mensenrecht op huisvesting beschermt. In zijn reactie op het VN-rapport aan de Tweede Kamer steunt voormalig minister voor Volkshuisvesting Hugo De Jonge deze analyse. Een niet onbelangrijke constatering met het nieuwe kabinet, dat grotendeels vaart op de migrant als zondebok.

Maar de kabinetsreactie is verder vooral teleurstellend. Het is een opsomming van zaken die al worden gedaan of in de planning zitten. In zijn rapport doet de VN rapporteur 65 concrete aanbevelingen hoe Nederland het mensenrecht op adequate huisvesting beter kan beschermen en realiseren, bijvoorbeeld de rechtsbescherming versterken door het grondwetsartikel over het recht op wonen te concretiseren, anti-kraakcontracten te verbieden, de medezeggenschap van huurders te versterken. Maar nergens in de Kamerbrief leidt zo’n aanbeveling tot enige vorm van reflectie of mogelijke verandering van bestaand beleid. Beleid dat de VN-rapporteur in grote lijnen onvoldoende acht om het recht op huisvesting beter te respecteren, beschermen en verwezenlijken.

Aanpak dakloosheid werkt niet goed

Neem bijvoorbeeld de aanpak van dakloosheid, waar in 2023 landelijke afspraken over gemaakt zijn. De rapporteur geeft aan dat het er aardig uitziet op papier, maar dat hij meer dan voldoende signalen heeft opgepikt waaruit blijkt dat het in de praktijk onvoldoende werkt en kan werken. Bijvoorbeeld omdat er veel te weinig geld wordt vrijgemaakt, waardoor het programma voor (ondersteund) wonen voor dakloze mensen, Housing First, of preventiemaatregelen nauwelijks van de grond komen. Bovendien zijn er onderdelen die ronduit een schending van het recht op huisvesting zijn: dat alleen mensen die zichzelf niet kunnen redden in de samenleving toegang hebben tot opvang, bijvoorbeeld (het zogenaamde zelfredzaamheidscriterium). Diezelfde kritiek wordt geuit door de samenwerkingsverbanden van onafhankelijke belangenbehartigers Dakloosheid Voorbij! en SamenThuis2030. Maar De Jonge herhaalt slechts de maatregelen die al getroffen worden en gaat niet in op de kritiek.

Ook de voornaamste zorg van de speciaal rapporteur schuift de minister aan de kant: de onmogelijkheid voor burgers om een beroep te doen op het recht op huisvesting. Zoals hierboven al genoemd werd, beveelt Rajagopal aan om het recht op huisvesting veel beter te beschrijven in de grondwet en hij doet zelfs een voorstel voor een tekst. Maar of de rechtsbescherming veel beter wordt met een verbeterde grondwettekst valt te betwijfelen, want rechters mogen in Nederland niet toetsen aan de grondwet. Dat zal ook met nieuwe initiatieven over rechterlijke toetsing van de grondwet en/of een constitutioneel hof niet veranderen, want sociale grondrechten worden bij voorbaat uitgesloten van deze mogelijkheden. Het zou hooguit de opdracht en daarmee de verplichtingen van de overheid verduidelijken en daarmee politiek interessant kunnen zijn wanneer wetgeving en beleid wordt ontwikkeld. Om de rechtsbescherming te versterken zou Nederland wel het facultatief protocol bij het Internationaal Verdrag Inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten kunnen ratificeren. Daarmee zouden individuele burgers bij het toezichthoudend comité een klacht kunnen indienen tegen Nederland met betrekking tot niet naleven van verplichtingen onder dat verdrag. Daar valt het recht op huisvesting ook onder. Cynisch genoeg werd op de dag van de reactie op het VN-rapport die route definitief afgesloten, in een brief van de minister en staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Conny Helder en Maarten van Ooijen. Hoofdreden om het facultatief protocol niet te ratificeren is dat het mogelijk hoge kosten met zich meebrengt. Kortom de speciaal rapporteur geeft aan dat rechtsbescherming vanuit het recht op huisvesting in Nederland zwaar onvoldoende is. De voormalig minister herhaalt gewoonweg wat er wel mogelijk is (ook al is dat dus zwaar onvoldoende) en tegelijkertijd worden enkele manieren om dat alsnog te versterken gewoonweg afgesloten.

Schuld afschuiven

De Jonge wijst ook op de verantwoordelijkheid van de gemeente. Bij de aanpak van dakloosheid gaat het dan bijvoorbeeld om het hanteren van het zelfredzaamheidscriterium bij opvang (Nederland is vaker op de vingers getikt hierover), de aanpak van leegstand, de aanpak van huisuitzettingen en het criminaliseren van dakloosheid met boetes voor buitenslapen bijvoorbeeld. Op alle punten geeft de minister in feite aan: prima dat je constateert dat ons beleid en de praktijk niet in lijn zijn met het recht op huisvesting, maar daarvoor moet je bij de gemeenten zijn, want zo hebben we dat geregeld, hier draag ik dus geen verantwoordelijkheid voor.

Mensenrechtelijk is dat onacceptabel. De overheid wordt in het VN-rapport niet voor niks aangesproken op de naleving van mensenrechten. Nederland heeft tenslotte aangegeven dat het de verplichtingen in verdragen zal nakomen. Hoe staten zichzelf vervolgens organiseren maakt niks uit, als ze er maar voor zorgen dat het recht op huisvesting wordt beschermd. De minister zou moeten aangeven wat hij doet om ervoor te zorgen dat gemeenten zich wel aan mensenrechten gaan houden. Gemeenten, als onderdeel van de overheid, zijn immers ook verantwoordelijk voor het nakomen van mensenrechtenverplichtingen. Of ze dit doen, moet de Rijksoverheid continu monitoren. Komen gemeenten hun verplichtingen niet na, dan moet het Rijk ingrijpen. Op enkele punten gebeurt dit nu (zie bijvoorbeeld de Wet versterking regie volkshuisvesting). Maar dat is bij lange na niet voldoende. Dat gemeenten mensenrechten kunnen schenden is terug te voeren tot besluiten van het Rijk.

Zo heeft de overheid zichzelf in de Nationale Aanpak Dakloosheid nauwelijks tot geen middelen verschaft om ervoor te zorgen dat de aanpak daadwerkelijk wordt uitgevoerd en zodoende zou leiden tot het voorkomen en uitbannen van dakloosheid. Er zijn ook nog steeds huisuitzettingen die leiden tot dakloosheid, terwijl dat mensenrechtelijk niet mag. Vorig jaar deden de Nationale ombudsman en Kinderombudsman een voorstel om een wettelijke verplichting vast te leggen dat gezinnen die uit huis worden gezet fatsoenlijke alternatieve huisvesting krijgen. Dat werd gewoonweg, zonder onderbouwing, afgewezen door de minister.

Ook de aanpak tegen leegstand ligt bij de gemeenten, maar de overheid zou gemeenten wel kunnen verplichten om een leegstandsverordening te hebben waarin ze gebruik kunnen maken van een veelheid aan verschillende middelen, zoals een meldplicht en het opleggen van boetes (zoals dat nu het geval is in de experimentele leegstandsverordeningen die Utrecht en Amsterdam tijdelijk mogen gebruiken). Daar wordt (tot op heden) bewust niet voor gekozen.

Ten slotte zou de overheid er veel strakker op kunnen sturen dat lokale overheden niet overgaan tot maatregelen die dakloze mensen criminaliseren. Maar beleid van voormalig minister De Jonge draagt zelfs bij aan verdere stigmatisering van dakloze mensen. Zo worden dakloze mensen structureel uitgesloten van de werking van de Wet vaste huurcontracten en richt het overheidsprogramma Iedereen een Thuis zich toch met name op de zeer beperkte groep mensen die voldoet aan het stereotype beeld van dakloze mensen, namelijk mensen uit de opvang. Hetgeen het stigmatiserend beeld van dakloosheid eerder bestendigt dan bestrijdt.

Bewoners geschoffeerd

Ronduit onbeschoft wordt de brief van De Jonge bij het bespreken van de aanleiding van het bezoek van de VN-rapporteur, namelijk de sloop van de Rotterdamse Tweebosbuurt. De gemeente en de woningcorporatie besloten in die wijk ruim 500 sociale huurwoningen plat te gooien om er deels ook vrije sector huurwoningen en koophuizen terug te bouwen, maar gingen flink de mist in met de participatie van de bewoners. Daarover werd een klacht ingediend bij de VN. De klacht leidde tot een uiterst kritische brief van maar liefst vijf speciaal rapporteurs, waarna VNrapporteur Rajagopal naar Nederland kwam. Hij doet in zijn rapport dan ook aanbevelingen voor betere zeggenschap van huurders bij sloop. De minister geeft terecht aan dat de situatie in Rotterdam de aanleiding was voor het nationale sociaal statuut, wat als minimale basis zou dienen voor sociaal plannen bij sloop- en renovatietrajecten. Immers, de meerderheid van de mensen en instituties betrokken bij de sloop van de Tweebosbuurt is het er wel mee eens dat het proces een voorbeeld is van hoe het niet moet. Alles wat fout kon gaan, ging fout. Daar moet van geleerd zijn en dat moeten we vermijden. Het had de minister gesierd als hij het op die manier had aangegeven.

Maar in plaats daarvan geeft hij de bewoners een schop na. Het sloopproces van de Tweebosbuurt wordt achteraf goedgepraat en enkele straatjes schoongeveegd, bijvoorbeeld door te beweren dat bewoners gewoon konden participeren. Een absolute schoffering van de bewoners, én ook van de speciaal rapporteur. Bovendien is inmiddels gebleken dat het Nationaal sloop- en renovatiestatuut is verworpen door de achterban van de Woonbond, met name omdat het onvoldoende in versterking van medezeggenschap voorziet. Al met al is de kabinetsreactie op het VN-rapport een teleurstelling. De wooncrisis is een serieuze mensenrechtencrisis in Nederland. Het goed onderbouwde rapport en de aanbevelingen van een onafhankelijk internationale mensenrechtenexpert op het gebied van huisvesting had kunnen bijdragen aan beter beleid, wetgeving en uitvoering gericht op het beter beschermen, respecteren en verwezenlijken van het recht op huisvesting. Een nuttige bijdrage om de crisis te lijf te gaan. Helaas heeft de minister, die keer op keer wees op het belang van het recht op huisvesting, ervoor gekozen de uitgestoken hand niet aan te nemen.

Munitie voor huurdersorganisaties

Maar daarmee is de kous niet af. De kracht van dit soort gezaghebbende mensenrechtenrapporten zit niet in de eerste reactie van de overheid. Het zit in de manier waarop het maatschappelijk middenveld ermee gaat werken. Het rapport en de antwoorden op de aanbevelingen geven genoeg munitie, ook voor huurdersorganisaties, om de overheid verder aan te spreken op haar onvermogen het recht op behoorlijke huisvesting goed te respecteren, beschermen en verwezenlijken. In zekere zin bieden de aanbevelingen op verschillende thema’s een richtlijn voor huurdersorganisaties in hun onderhandelingen met gemeenten en corporaties.

Het begint bij het feit dat er nu een gezaghebbend rapport is dat expliciet en impliciet aangeeft wat het recht op huisvesting zoal behelst. Het zijn niet slechts ‘wensen’, maar rechten als huurdersorganisaties zich sterk maken voor meer zeggenschap en een gelijkwaardigere machtsverdeling aan de onderhandelingstafel (aanbeveling A.ix.) of een transparant participatieproces bij renovatie en sloop (aanbeveling C.v.) of meer aandacht voor alternatieven voor sloop (aanbeveling C.vi). Oftewel verplichtingen voor overheden en corporaties die ervoor moeten zorgen dat het recht op huisvesting beter wordt verwezenlijkt.

Soortgelijke aanbevelingen omtrent antikraak (afschaffen, want geen rechtsbescherming), leegstand (beboeten, want onacceptabel) en het zelfredaamheidscriterium voor toegang tot opvang (afschaffen, want niet in lijn met mensenrechten) geven de kaders van het recht op huisvesting. Vanuit dat recht kun je de huidige situatie in Nederland beoordelen en dus concluderen dat er qua rechten van burgers en verplichtingen van overheden nog veel werk aan de winkel is.

Huurdersorganisaties zitten regelmatig aan tafel met gemeenten en corporaties, maken plannen en afspraken: prestatieafspraken, woonzorgvisies, uitwerking Wet Versterking regie volkshuisvesting, etc. Allemaal kansen om vanuit de analyse, de aanbevelingen en het normatief kader de gemeente en Rijksoverheid op hun verplichtingen aan te spreken. Het belang van het rapport en de aanbevelingen is grotendeels afhankelijk van de manier waarop het maatschappelijk middenveld het gebruikt en verder brengt. Met als doel om uiteindelijk het recht op huisvesting beter te beschermen, respecteren en verwezenlijken.

Dit artikel is geschreven door Jan de Vries, mede-directeur van Straat Consulaat, speciaal voor het vakblad Huurpeil van de Woonbond.

 

Beeld: Eveline van Egdom/Straat Consulaat

Nieuws van het Straat Consulaat. Klik hier voor een overzicht!

Lopende projecten bij het Straat Consulaat. Klik hier voor een overzicht!

Een koffiebar gerund door voormalig dakloze mensen waar inwoners en ondernemers uit Den Haag en dakloze mensen elkaar kunnen ontmoeten.

Armoede in Nederland. Geldgebrek leidt vaak tot uitstel van betalingen en van uitstel komt afstel en dan is de afgrond snel in zicht. Klik hier voor een overzicht!

Geeft alle gepubliceerde berichten weer op onze website. Klik hier voor het overzicht!

Voor meer berichten over de activiteiten van onze Achterban kan je hier verder kijken !

Lees over de acties die we voeren om dakloosheid tegen te gaan!