Mevrouw A wil dolgraag samenwonen met mevrouw B. Haar zoon heeft geholpen om uit te zoeken wat daarvan de consequenties kunnen zijn, en haar snel uit haar dromen gehaald. De woningcorporatie doet moeilijk, met de Belastingdienst wordt het ingewikkeld, en bij de AOW bedraagt de boete op samenwonen voor beide dames samen € 776,10 per maand. Precies 32 procent van hun toch al niet ruime inkomen. Daar komt wel iets van terug door één huur minder en een gedeelde gas- en lichtrekening. Onzekere baten tegenover een zeker verlies.
Meneer S wil dolgraag intrekken bij zijn vriendin mevrouw R. Mevrouw R maakt lange uren in de zorg, meneer S heeft al een aantal jaren geen werk en ontvangt een bijstandsuitkering. Het zou fijn zijn als hij vaker een ontbijtje voor haar klaar kan maken, maar hij is bang dat de sociale dienst gaat denken dat hij fraudeert, dus dat durft hij niet vaker dan eens per week. Hij heeft het samenwonen wel besproken met zijn consulent, die hem erop wees dat hij zijn uitkering verliest als hij gaat samenwonen. Dat hij bovendien zijn huurwoning verliest en er lange wachtlijsten voor zijn, mocht het samenwonen onverhoopt later mislopen. En dat hij dan ook maar moest zien of hij weer in aanmerking zou komen voor een uitkering, en hij sowieso de langdurigheidstoeslag als dan nieuwe uitkeringsgerechtigde niet krijgt. Beter niet doen, meneer S, was het advies van de consulent.
Lees het complete artikel op de website van sociale vraagstukken: