‘Ik ken het hier wel’, vertelt Albertino Verweij geanimeerd. De Permanente Winteropvang is gehuisvest in het voormalige Rode Kruis Ziekenhuis aan de Sportlaan in Den Haag. ‘Ik heb hier mijn eerste stage in de verpleging gelopen op de Kinderafdeling, bij de orthopedisch chirurg.’ Doorspekt met zinnen in accentloos Engels doet Albertino verslag van zijn veelbewogen leven.
Hij werd geboren in 1961, in Laak, op de plaats waar nu het politiebureau staat. Zijn moeder kwam uit Oostenrijk, zijn vader was een geboren en getogen Hagenees. Hij was de jongste in een gezin met vijf kinderen: Henk, Inge, Loes, Henriëtte en Albertino. Eén van de meisjes was gehandicapt en had extra aandacht nodig. Ook Albertino zelf had in zijn kinderjaren veel extra zorg nodig.
‘Toen ik vier en een half was ging ik mank lopen. Op mijn vijfde deed mijn linkerbeen het helemaal niet meer. Het duurde even voor de diagnose werd gesteld. Ik had de ziekte van Perthes. Anderhalf jaar lag ik met mijn heup in een gipsfixatie in het Juliana Kinderziekenhuis. Daarna moest ik nog anderhalf jaar revalideren, in een instelling in Kijkduin. Ik vergeet nooit de dag waarop de arts zei: “als je morgen zonder krukken kan lopen, mag je naar huis.” Ik was al acht. Ik heb mijn vader maar twee keer in zijn leven zien huilen. De eerste keer was toen ik weer op mijn eigen beentjes naar hem toe liep.’
Zijn langdurige verblijf in het ziekenhuis inspireerde hem een opleiding in de verpleegkunde te volgen. Hij werkte onder andere in het Bromham Hospital in Bedfordshire in Engeland en in een privé Kliniek in Duitsland. Zijn eerste buitenland ervaring was in Engeland, waar hij in 1983 naartoe verhuisde vanwege zijn Engelse vrouw. ‘Toen leerde ik echt de definitie van heimwee kennen. Ik had nog nooit zoveel tranen gelaten. Mijn moeder zei altijd: “er zijn twee dingen waar niemand je bij kan helpen, dat zijn liefdesverdriet en heimwee. Dat moet je zelf uitzoeken.” En dat is een echte waarheid.’
Albertino leerde zijn geliefde kennen tijdens een vakantie in Spanje. ‘Het was head over heels. Love is blind’, benadrukt hij. ‘Ik was eenentwintig toen ik trouwde. Dat is de grootste fout die ik ooit gemaakt heb.’ Na vijf jaar hoorde hij toevallig in zijn stamkroeg dat er over hem en zijn vrouw gesproken werd. Ze bleek al een jaar een andere relatie te hebben. ‘Dat was een grote desillusie. We scheiden en ik ging terug naar Nederland. Ik had een heleboel spaarcenten, een heleboel verdriet en een gedeukt ego van hier tot Jeruzalem. Om het kort te houden, heroïne was de oplossing. Want, neem een trekje heroïne en je tranen verdwijnen als sneeuw voor de zon.’
Albertino wist zijn drugsgebruik te verbloemen. Een bevriende huisarts gaf hem tabletten, zodat hij goed bleef functioneren. Hij speurde regelmatig het internet af naar werk in het buitenland. Door zijn jaren in Engeland en zijn Oostenrijkse moeder kon hij zich prima redden in zowel het Engels als het Duits. Zo werkte hij een aantal jaar in een privé kliniek in Duitsland en liet hij zich in 1994 door Britisch Petroleum (BP) uitzenden naar Jemen, waar hij de medische verzorging deed van het personeel na bedrijfsongevallen in een olieraffinaderij, op 100km afstand van de hoofdstad Sana’a.
‘Ik heb in mijn leven veel gekke dingen meegemaakt’, zegt hij, terwijl hij vertelt over zijn tijd in Jemen. Dan stond ik mijn eitje te bakken in mijn wooncontainer en dan sloegen de kogels in de buitenwand. Ze hebben er geen eten en geen drinken, maar iedereen heeft een kameel, een tulband en een AK-47. Het was een ware cowboyfilm. Er zijn weet ik hoeveel kinderen dak- en thuisloos, ondervoed en op de vlucht. Ik zat er in the middle of the fucking nix.’ Hij verdiende er goed, maar de risico’s waren hem te groot. Na een half jaar bood hij zijn ontslag aan.
Tweeëntwintig jaar was Albertino als broeder aan het werk in de verpleging toen er abrupt een einde aan zijn carrière kwam. Behalve dat hij graag een potje met vrienden gaat biljarten is hij ook een fanatiek schaatser en skater. Ook hier in de Permanente Winteropvang heeft hij zijn skates bij zich.
Het gebeurde in een half pipe, die tijdelijk opgesteld stond in het Vondelpark in Amsterdam. In hoog tempo zwierde hij op en neer en op en neer, wel drie tot vijf meter hoog. ‘Er is een stang die je kan pakken om jezelf te stoppen. Ik greep mis. Ik hoorde mijn enkel kraken en zat daarna in een ambulance met gillende sirene op weg naar het AMC.’ Na de val van vijf meter hoogte kwam hij neer op zijn rechterzijde. Hij liep niet alleen een enkel fractuur op. Hij brak zijn schouder, zijn ellenboog brak op vier plaatsen, zijn pols op twee. Titanium platen houden sindsdien alles bij elkaar. Aan zijn medische tiltechniek heeft hij niets meer. Hij was achtendertig en werd afgekeurd. ‘Het voelde alsof al het gras onder mijn voeten werd weggemaaid. Ik had ineens een heel bleek perspectief.’
Niet lang na zijn ongeluk begon zijn moeder te sukkelen met haar gezondheid. ‘Ik had de kennis en alle tijd en werd haar mantelzorger’, vertelt Albertino. Hij trok bij zijn moeder in en zou tot aan haar dood voor haar zorgen. Ze overleed op zaterdagochtend 4 december 2010. ‘Ik ben niet gelovig, maar toen ben ik naar de kerk gegaan.’ De rozenkrans van zijn moeder vormt een dierbare herinnering. In de Winteropvang hangt het aandenken boven zijn bed.
Direct de dinsdag na het overlijden van zijn moeder stond een dame van Vestia Zuid-Oost met de wijkagent op de stoep met de mededeling dat hij binnen een week de woning bezemschoon moest inleveren. ‘Ik stond daar al elf jaar ingeschreven, maar ik stond niet als medehuurder op het huurcontract. In nog geen maand tijd verloor ik mijn moeder, moest afstand doen van mijn hond en raakte mijn huis kwijt. En toen stond ik met mijn reet op straat. Een jaar lang ben ik van hot naar her en van hier naar daar gegaan, tot ik een zorgindicatie kreeg en geplaatst kon worden in Micasa, een woonvoorziening voor mensen die kampen met een verslaving.’
Albertino lacht. ‘Toen ik in Micasa aankwam gaven ze “dat korte ventje met dat korte lontje” nog geen twee dagen.’ Hij zou er twee jaar en zeven maanden verblijven. ‘Als mijn lontje ergens langer is geworden, dan is het daar wel’, grapt hij. In Micasa, waar drugsgebruik gedoogd wordt, bleef hij naar eigen zeggen clean. ‘Het was de kat op het spek binden, maar ik had mijn moeder beloofd niet meer in mijn oude gewoonte terug te vallen. Aan die belofte heb ik me gehouden.’
Via Housing First kreeg hij een ‘omklapwoning’. Hij woonde er zes jaar en zeven maanden. Een eigen sociale huurwoning zou nog zeker vier jaar op zich laten wachten. Albertino wilde naar een andere locatie en verhuisde, na overleg, op eigen initiatief naar een beschermd wonen unit van Limor aan de Badhuisweg. Door een conflict, wat nog nader uitgezocht moet worden, belandde hij in september van dit jaar weer op straat. ‘Ik had tegen mezelf gezegd dat ik nooit meer dakloos zou worden. Het was de duivel verzoeken. En als je hem op zijn staart trapt, dan staat hij om de hoek. Zo is het maar net.’
Albertino lijdt aan een chronische longaandoening (COPD). Na een paar weken op straat kon hij gelukkig terecht in de Winteropvang, die 1 november de deuren opende. ‘Zonder gekheid, dit is echt wel een unicum binnen Europa. In Engeland heb ik ook wel dingen meegemaakt. Sleeping rough noemen ze dat daar. Dat is wel even wat anders. Mijn moeder gaf altijd maar aan twee collectes geld, aan het Koningin Wilhelmina Fonds voor de kankerbestrijding en aan het Leger des Heils. Nu begrijp ik haar wel een beetje. Hij lacht en grapt: ‘Ik ben vroeg wakker. Rond half negen ben ik up and about en ga ik douchen. En dan ben ik klaar voor paradise.’
Hoewel hij blij is dat hij niet op straat hoeft te verblijven, hoopt Albertino voor het einde van de Winteropvang weer een echt thuis te hebben. Zijn situatie baart hem veel zorgen.
Tekst: Camie van der Brug
Foto: Eveline van Egdom