‘Ik was zó trots. Ik had een man, een huis, kinderen. En ik kreeg er een hele schoonfamilie bij. Ik was thuis bij hen. Ze sloten me in hun armen. Met elkaar stonden ze om me heen. Ik kan nog hun warmte voelen, de gezelligheid horen. Ik zie ons zitten met elkaar aan tafel, en ik die eindelijk ergens bij hoorde. Het liep anders, ik raakte alles kwijt. Ik heb geen thuis meer. En zonder thuis is dat nauwelijks te overleven.’
‘Ik werd wakker in mijn auto bij het spoor. Ik stapte uit en dacht: waarom leef ik nog? Voor wie? Voor wat? Nog nooit heb ik me zo wanhopig gevoeld, zo verlaten. Ik dacht aan wat we ooit hadden. Een mooi koophuis, twee auto’s, de kinderen – en we hadden elkaar. Uiteindelijk bleef ik achter met helemaal niets.
Een maand. Zo lang mocht ik de auto nog even houden van mijn ex-man. De politie is de auto komen ophalen en ik belandde in de nachtopvang. Vijftien maanden heb ik daar gezeten. Slapen durfde ik nauwelijks. We sliepen met acht vrouwen in een kamertje. Mijn tas gebruikte ik als kussen, zodat die er de volgende dag nog zou zijn.
Lees het complete artikel op de website van het Kansfonds: